een vriend, bij familie.
familie voor mijn gevoel.
als ik denk al die mooie dingen.
het leven is mij gelukkig gegeven.
ook al zeggen ze.
dat je niet leeft voor een doel.
ze kunnen mij dat gevoel niet dwingen.
mij is een doel gegeven.
ik weet mijn doel.
iedereen heeft een doel of niet?
het doel dat zijn je vrienden.
vrienden die je moet verdienen.
er is een doel.
wil je het vinden, volg dan je gevoel
mijn vrienden zijn mijn levensdoel.
dat is mijn gevoel.
kijk een snaar je vrienden.
kijk een goed.
je ziet dat ze meer zijn als je vrienden.
het zijn maten voor je leven.
vrienden die nemen en geven.
nemen jou vriendelijkheid aan.
en geven jou hun vriendelijkheid spontaan.
heb de laatste week veel geleerd.
mijn leven heeft wel een doel.
en daarom volg ik nu mijn gevoel.
ik doe wat ik wil en moet.
ik hoop; het gaat goed.
vrienden kunnen mij vertrouwen.
en ze kunnen op mij bouwen.