Het is niet te geloven; ze was hier. En hoe-of ze hier was, ik weet
niet meer, of nuja, jawel ik weet het zeker nog; als of zij al weg is;
neehoor...kijk hier op de bank, zit zij nog gewoon, net zo ongewoon
als ze er zat, dat lachje afentoe, haar benen aan de mijn. Uren deden
wij dat en zoenen onderwijl, staren en zoenen, staren en zoenen en
ik moeilijk ademen, en overgeven op de wc. Zitten, dat deed ze, wist
wel dat ik zou komen, wachten, op me, en toen drogeerde ze mij.
En denkt U maar niet dat dit poëtisch enkel bedoeld is; ze gaf me
Oxazepam, en ik rende minder weg, en zitten werd toen hangen, uren,
deden we dat, en liggen, en rondfriemelen werd langzaam omgezet in
projecten, en niet dat ze hier is nu; het matras lag in de huiskamer,
een hond blafte in de ochtend, de deurbel ging in de middag, pizza
bestelden we 'savonds, en haar geur zit nog aan mijn hand. Morgen
wordt ik wakker, het is zo lang al nacht. Om een huid te hebben waar
je iemand anders aan ruikt...daar stopt het denken van. (Ik haar arm-
besneden-overgevertje, en zij mijn Indiaanse-krabbertje, pijn doet ons
zo niets.) Kijk daar staat ze; ze liep juist nieuwe sigaretten pakken,
ze rookt een boel hier voor haar doen, en ik ontzettend weinig. 24 uur
op een bankje, de bank is voorgoed veranderd; ooit had ik eens een
dealer in huis (een ander gelukkig) en die gooide, om een brede geste
van vrijheid te maken, een berg aan Speed weg over het tafelkleed.
Dagen daarna zocht ik elk groefje in het kleedje nog na, om de lege
witte korrels. Zo zoek ik nu de beelden af van haar, hier, op de bank.
Een half uur geleden nam ik een Oxazepam, 4 liet ze me er na. 'Neem
er eens eentje voor je boodschappen gaat doen'....Over 15 minuten rust
ik, hier bij haar, en adem ik niet. God weet dat ik niet wil ademen. Zo
was het; uren aan ademen samen, niet. Zo leeft zij liefst, en ik ook,
probeer zo te leven. Wat het is; het is; samen lopen we niet weg...En
zoenen en friemelen werden projecten, en twee ingehouden stormen,
bezaaidt met brokken afscheid en los laten, gaven een luwte even,
vooreerst, en leven; wij kwamen niet terug, wij waren nog hier, en te
vrede, en ik ruik mijn hand weer, zonder rede...
14'01'05.