Als een dauwdruppel zo helder,
hangend aan een vijgenblad,
zwaarder wordend, ondraaglijk
voor het dominante blad,
teneinde toe te geven.
Maar, weerloos heel
diep vanbinnen:
de druppel
valt.
Daar waar hij zichzelf kan geven.
Misschien schenkt ie wel een bloem het leven.
Of kunnen de zonnestralen door hem maken,
al is het voorbij slecht in 1 enkele zucht,
een even heldere regenboog hoog in de lucht.