Poppenkast
Wij zaten als drie standbeelden,
Te kijken naar theaterspel.
Wij zaten vol cynisme,
Uitpuilend van sarcasme, in de knel.
Ik zat daar stijfjes op mijn stoel,
Met mijn sereen’ gezicht.
De woorden drongen niet tot mij door,
Op één punt was ik gericht.
Wachtend tot deze poppenkast,
Zijn doek maar snel zou laten vallen.
Wachtend op het moment,
Dat jouw leven zou vergallen.
Alles altijd om jou gedraaid,
Zit ik hier verbitterd in de rij.
Wij wilden hier niet zijn, niet blijven,
Dit is een act, weten we allebei.
We hoorden aan, jouw zware stem,
Het harde ‘ja’ vervulde de kerk.
We keken strakjes voor ons uit,
Bleven vriendelijk, waren sterk.
Maar de walging was toch duidelijk,
En de intense haat.
Denk daar eens aan, de volgende keer,
Dat je zomaar ons verlaat.
* is er wat harder uitgekomen, dan nodig was misschien...*