De vogel in zijn kooitje
De vogel zat in zijn kooitje
hij trippelde naar zijn water of zaad
dat had hij in overdaad.
Soms nam hij een bad
maar dat was hij gauw zat,
hij zette zijn borstje soms uit
en zong met een prachtig geluid.
Maar tevreden was hij niet
al zong hij nog steeds zijn lied
en hoopte iedere dag, dat een vrouwtje hem zou horen
want daar voor was hij toch geboren
om samen een nestje te bouwen
en eitjes te leggen en van haar te houden.
Hij miste het groen en de bomen
en had niets om van te dromen
soms liet hij zich verleiden
en hipte naar zijn stokje wat hoger
dacht dan aan die boom, in zijn droom.
Hij was geboren om te zingen en te fluiten
maar geen vrouwtje hoorde hem daar buiten
zingen was eigenlijk zijn lust
en zijn leven geweest
zo in zijn eentje vond hij geen feest.
Hij kreeg de rui
en gaf aan het zingen de brui
om te zingen voor die lui.