Ik zoek je op, ik dans met je.
Ik luister, praat en blijf naar je kijken.
Je voelt me aan, troost en versterkt me.
Je geeft me het gevoel dat ik besta.
Je slaat een arm om me heen, kust me.
Je houdt me vast en laat me los.
Je handen beroeren me, terwijl je woorden,
je zinnen, je dingetjes me laten sterven.
Ik stijg op, daal af, voel je ritme.
Je neemt me mee op reis, pakt mijn koffers.
Je wast me, verzorgt me, leert me.
Je laat me zien wat lopen, leven is.
Je irriteert me, plaagt me, streelt me.
Je kietelt me en haalt er alles uit.
Je betreedt het huis als jouw paleis.
Je bewandelt alle trappen, kijkt in elke kast.
Je verrast me, voedt me, doet me groeien.
Je verteert, vertedert, vernietigt me.
Ik blijf over, naakt, puur, echt.
Ik kijk je aan, beroerd, ontroerd.
Ik bemin, heb je lief, koester je.
Ik heb naar je verlangd, ik hou van je.