toen ik daar stond
de ondergaande zon in mijn rug
de smaak van bittere spijt op mijn tong
zag ik de wind waaien
door de halmen op het veld
door mijn leven
voelde ik het tij keren
in mijn rood bebloede knieen
in mijn hoofd
herkende ik die kinderlijke vreugde
op mijn grove lippen
op mijn ziel
besloot ik, het is voorgoed genoeg geweest
met tieren
met haar laten gaan