De zon en de maan
De zonnestraal en de manestraal
De sterren zij wisten het allemaal
Zij hadden wat tegen elkaar
Als de een kwam ging de ander weg.
Zij deden aan lijnen
En wilde ook tegelijk schijnen
De manestraal wilde niet alleen de nacht
Maar ook de hele dag.
De zonnestraal stak daar iedere keer
Weer een zonnestraaltje voor
Die kwam dan op en scheen
Dan lekker de hele dag door.
De manestraal kon dat niet aan
Moest dan weer, opnieuw
Achter de horizon gaan.
Zij speelde verstoppertje voor elkaar
Het was voor allebij komen of verdwijnen
Soms kruisten zij elkaars lijnen
Meer werd het niet met die twee
De aarde lag dwars en deed niet mee.
En zo is het gekomen
Als wij liggen te slapen
Geeft de maan zijn licht
En dromen wij met onze ogen dicht.
De maan heeft nu een streepje voor
Bij verliefde mensen
En daarom gaat hij door
En houdt zich aan zijn grenzen.
Hij heeft nu een doel
Het licht geven in de nacht
Heeft zo menig schip
En mensenkind thuis gebracht.
De zon maakt mensen-kinderen
En ook de natuur heel blij
Daarom schijnen zij nu
Om en om en zij aan zij.