Mijn gedachten botsen
met jouw werkelijkheid;
de zon schijnt ons een licht
dat niet meer verwarmt.
Je ontwikkelt de kracht
waarmee je mij wilt breken;
je valse schroom krenkt me
alsof ik niet zou weten.
Wanhoop draait me dol
en angst maakt me daas.
In een schulp schuil je;
een bitter wordend gemis
ligt als watten tegen de wand,
gekte schreeuwt ons stil.
Ik vermoed het ergste,
kruip in mijn schouders,
tel de dagen af,
de momenten die vergaan.
Nu al zink ik in de tijd
die ons scheiden zal.