Ze schreeuwen het uit van angst voor de dood,
Zochten elke dag weer voor een klein stukje brood.
Ze zijn arm en zwerven op straat,
Wachtend tot de oorlog het land verlaat.
De soldaten lopen met grote geweren,
En de kinderen kunnen niks leren.
De scholen zijn gesloten en de kinderen zijn vrij,
Maar toch zijn deze kinderen niet blij.
Er moet vrede komen in ons land,
Roepen alle kinderen aan de kant.
Veel familie is verleden tijd,
We weten dat, dat tot emotie lijdt.
Je zou ze willen troosten, een arm om hen heen slaan,
Ze met hun goede leventje van vroeger weer verder laten gaan.
Deze mensen steunen,
Op je armen en schouders laten leunen.
De oorlog is ook niet zomaar iets,
Hopelijk overkomt de onschuldige mensen niets.
Deze mensen verdwalen voorgoed in een soort mijnenveld,
Zonder familie, zonder kennis, zonder geld.
Het wordt en is al een hel,
Alsof ze voorgoed worden opgesloten in een eenzame cel.
Het ergste is nog dat al die onschuldige mensen het niet hebben gered,
Het is voor deze mensen voorgoed over met de pret.
Het zal voor altijd in onze gedachten blijven dwalen,
Al die vreselijke verhalen.
Al die mensen die voor niks worden gedood,
Al die kinderen in nood.
Er zou over geschreven worden als verledentijd,
Dat een land hun heeft bevrijd.
Als de oorlog over is, is het land weer vrij,
Zijn alle mensen weer blij.
Ik wil dat de oorlog in de wereld nu eens ophoud,
De oorlog is verkeerd, het is fout!
Al kost het me geld of goud,
Zorg er alsjeblieft voor dat de oorlog ophoudt.