het was zinloos met jou te praten,
ik voelde dat je mij steeds haaten.
Ik was een kind van 8 ,
werd steeds door jou gestraft.
Ik was zestien, toen ik ging lopen,
toch, bleef ik hopen.
dat de dag zou komen,
en jij je liefde zou tonen.
Ik werdt een vrouw en werdt slim,
toen heb ik pas ingezien,
dat ik nietsmeer moest proberen,
en er andere zijn,
waar jij je liefde aan moest geven.
Het enige wat me nog kan raken,
is het afscheid van mijn vader.
moge god over hem waken,
meer wil ik niet vragen.