“maneschijn”
Ik kijk naar buiten en ziet de mooie maneschijn,
wat zou het toch heerlijk zijn om daar te zijn.
Altijd terug kunnen vallen op dat mooie licht,
een steunpunt in je leven waarop jij je dan richt.
Nooit meer in de donkerte moeten leven en kijken
naar dat mooie lichtspel, ja dat wil iedereen toch wel.
Je koesteren en verwarmen in die manestralen,
en dat niemand je daar kan weghalen.
Maar met een donder kom ik dan weer met beide
benen op de grond, en denk weer aan die nu pas
helende wond.