Het ei waaruit ik was gekropen was zo anders,
zag ik, nadat ik was geboren.
De anderen dachten dat ook,
waardoor ik dat steeds weer kreeg te horen.
Ik dacht: "Ik ben maar een rare vogel",
en dat vond dus ook de rest.
En toen werd ik het buitenbeentje;
ik werd getreiterd en gepest.
Dat gepest vonden ze heerlijk,
met zijn allen op 1, dat vonden ze fijn.
Maar ik vond het echt niet eerlijk,
want zij waren groot en ik was klein...
Ik kon niet goed bijblijven tijdens de zwemles,
ik raakte de groep steeds weer kwijt.
Ze lachten me uit en noemden me in koor:
"Een vreemde eend in de bijt"
Ze pikten me met hun scherpe snavels,
lachten me uit, noemden me getikt.
Ik had een rare kleur en een te lange nek,
maar ik kon niets doen en heb het maar gepikt.
Dat gepest vonden ze heerlijk,
met zijn allen op 1, dat vonden ze fijn.
Maar ik vond het echt niet eerlijk,
want zij waren groot en ik was klein...
Het nest met eendjes vloog toen uit,
als mislukkeling ben ik alleen verder gegaan.
Totdat plotseling wat grote witte vogels
naast mij landden en ze kleefden aan.
Ik voelde me bang en werd verlegen,
de vogels kwam dichterbij en toen
dook ik met mijn kopje helemaal onder water
zoals eenden dat wel vaker doen.
Maar de vogels vielen mij niet aan,
en ik dacht dat ze gingen schelden,maar nee.
En toen ik weer boven water kwam,
zwommen ze een stukje met mij mee!
Zo groeide mijn zelfvertrouwen.
Al dacht ik soms: "Die vogels zijn niet goed snik!
Want wat moeten zulke prachtige vogels,
met zo'n lelijk eendje als ik?!"
Toen wezen ze met hun snavel naar beneden,
ik keek ook en zag de wind in het water woelen.
Maar als de wind straks gaat liggen en de golven gaan weg,
dan weet ik misschien wat ze daarmee bedoelen...