Ik kan niet meer leven.
Ik heb echt alles gegeven.
Zeeën vol tranen, heb ik gehuild.
Alleen en zonder geluid.
Niemand mag iets merken.
Ik was een van de sterken.
Ik kon alles verkropen.
Nu moet ik mijn tanen verstoppen.
In mijn kamer, veilig tussen vier muren.
Lopen mijn tranen vele uren.
In het openbaar huilen mag ik niet.
Maar ondertussen stik ik in mijn verdriet.
Ik moet flink en groot zijn.
Ook al voel ik me zo ongelofelijk klein.
Ik verstop mijn gevoelens, achter dikke muren.
Hoelang gaat dit nog duren.
Hoelang nog, voor dat ik breek.
Is het morgen, of volgende week.
Mijn tranen kan ik steeds moeilijker verbergen.
De dood blijft in mijn hoofd rond zwerven.
Elke ochtend word ik wakker op een doorweekte kussen.
Weer heb ik een hele nacht, het vuur van mijn pijn geprobeerd te blussen.
Mijn moed en kracht ben ik verloren.
Oh was ik maar nooit…
Nooit geboren.