Amanda
Amanda wijst me op nieuwe hoop die gloort,
als dageraad;
mijn hoofd ligt op haar kloppende buik,
Amanda glimlacht een vuurtoren op een mistige klif;
‘Voel je hem?’
‘Voel je hem?’
En ik sluit mijn ogen voor haar licht en zucht,
stofdeeltjes bewegen in een pilaar van grijs,
onder mijn hoofd lijkt iets vluchtigs, te verdwijnen.
Dus ik neem een besluit,
en richt me op,
mijn ogen sluiten zich in die van haar,
Sorry
zeg ik zacht bang haar ogen te zien breken,
Maar ik voel hem niet
(en het zijn mijn ogen die als eerste breken)
Mijn koffers staan klaar
(sorry, sorry, sorry;
en iets vluchtigs,
leunt zwaar,
in mijn borstkas)