Je blik ontwapent me
ik wankel voor de zoveelste keer
het zijn duizelingwekkende hoogtes
hier, op de begane grond
In deze stad van chaos
waar violen krankzinnigheid spelen
stuimelen we vannacht langs het water
tot in de ochtendgloren vergiftigd
We vergieten lege flessen
snakken naar het duister
je melodieen gonzen na
terwijl de muren me opvangen als netten
Kon het maar zo blijven
grimmig en dof
zonder die flonkerende dauw
zonder die paarse hemel
Kon een oneindigheid ontstaan
dan verdrongen we de realiteit
dan werden we enkel twee schimmen
in mijn allerliefste nacht