In de donkere kamer zit zij
Omgeven door de stilte en donker
En denkt aan de man van wie zij houdt,
Bij wie ze wil zijn, en die zij mist
Ze loopt naar het raam,
En kijkt uit over het pad,
Hopend hem te zien.
Zoals altijd, is er niemand.
Ze denkt na aan alle keren
Dat ze hem zag, en met hem sprak
En ze hoopt dat hij haar herinnert
En haar daarom zal verlossen van deze eenzaamheid
Ze loopt naar het raam,
En kijkt uit over het pad,
Hopend hem te zien.
Zoals altijd, is er niemand.
Ze weet, dat hij van iemand anders hield
Maar dat kan nu toch wel over zijn?
En tenslotte hield zij zoveel van hem
Dat kan hij toch niet vergeten zijn?
Ze loopt naar het raam,
En kijkt uit over het pad,
Hopend hem te zien.
Zoals altijd, is er niemand.
Zo brengt zij al 12 jaar door;
Zittend in de schommelstoel bij het raam
Denkend aan verloren tijden, denkend aan hem
En de gevoelens die zij voor hem voelde, en hij niet voor haar
Ze loopt naar het raam,
En kijkt uit over het pad,
Hopend…