Het lied van de troubadour,
In de verte klonk vrolijke muziek
een man bespeelde zijn fluit
vogels zongen olijk met hem mee
vlogen meefluitend voor hem uit
het was een oude passant die de wereld
al had gezien, maar al te goed kende
floot over avonturen en tegenspoed
luchtig en luid, en zelfs mens’ ellende
klonk hem als een behaaglijke fluit
hij zong over vriendschap en de dood
over wil en over weg, over dromen en
hij zong, en met teugen, ik genoot
hij voerde mij mee naar het zand
van Tunesië, naar de liefde en het verraad
hij bracht mij van Chinees porselein
tot de eindeloze wijnvelden van Gstaad
in één enkel lied leerde hij mij meer trots
zonde en deugd, in één enkel lied meer
dan waarin ik ooit heb geloofd, en
kijkend naar de mensen, ‘t deed mij zeer
omringt door dansende dwazen
die luidruchtig en vluchtig hun tongen
lieten gaan, maar nimmer hoorde
de wereldse wijsheid, hem gezongen
F.