zij had verloren waar ze stond
vergeten hoe het was
zag geen hand al hangend in het spoor
van de lange weg naar nergens
reed zij mee op de laatste trein
zag in een grauwe weide
schaapjes moedeloos
haar dromen voorbij springen
ze telt één voor één
blauw met groen gele plekken
dichter bij zwart scheen de zon
allang niet meer
op een plaats die lager ligt
dan waar ze haar ene voet voor de ander had gezet
wordt niet meer gepraat tijdens het laatste maal
en weerklinkt geen vrolijk geluid
zij is
verlaten