Onschuldige kinderwensogen
Met zulk gedoodverfde vrome verwerping vrees ik die ververvliegende tijd, alsnog verstrijkend.
Met elke vervlogen oogknippering is er meer verdrongen smart tot mijn hartpijn verrijkend.
Het bedroevig betreur om pijnigend leed en de betreurige bedroevenis om geleden pijn,
Daar het noodwendig toeval essentieel is, zal het leven altijd en eens zo zijn.
Maar met welk klaar standpunt moet men haar wanen te benaderen,
Is het met zulks lakse en slakse ascetisachtige waardige idealen?
Men staat als het ware voor een gedwongen keuze of een vrijblijvende plicht,
Daar de geschiedenis in vooruitgang zulk diepe wonden rijt als een bliksemschicht.
Door deze consequente toestand van plaats en tijd, is het het kind dat ik benijd,
Want als men in kinderensogens kijkt, is het dat men begrijpt, wie van vooroordelen is bevrijdt.
Het is voor het kinderensoog dat ik pleit, voor de terugkeer tot de eeuwige wederkerigheid.
Al turend naar zulks hemels-zijn; aanschouwt men het zondeloze aangezicht van pure zuiver –en onwetendheid.
Welke nare onmisbare gruwelijkheden heeft een waarlijk wijze mens niet voorbij zien streven?
Daartoe hebben de ogen van elk het gegund kansrijk kind die kans reeds nog niet toe gekregen.
Doch heerst weedom alom, daar dit kind jammerloos zorgeloos is door gebrek aan wijsheid,
Daardoor zal ie evenwel nooit weten dat ie evenzo is, door geluksschenker –en afnemer de naïviteit