verdwaalt in dagen van het duister
heb ik schijnbaar voorgoed verloren
wat door mij het hoogste werd geacht
-weet je nog, die glimlach om mijn lippen,
dat sprankje hoop dat mijn ogen liet schitteren,
het geloof waarmee ik mij aan het leven vestigde-
en ik heb mijzelf al velen malen opgepept,
klaar om te vechten, om te worden wie ik was,
want herkennen kon ik mijzelf niet meer
-met slechts bitterheid als wapen voor mijn hart,
en met het kille ongeloof in geluk en liefde,
verras ik mijzelf met woedende gedachtes van verdriet-
maar het was niet alsof ik ooit vechten had geleerd,
en op de steun van mijn hart kan ik niet meer rekenen,
dat zwijgt allang, sinds ik het voor het eerst vermoorde
-door er met scherpgevijlde nagels in te wroeten,
zodat mijn dromen zich een voor een verloren,
aan de kille moordzucht van mijn verstand-
~zeg me niet dat je nog geloofd in wie ik ben,
want het meisje dat jij kende verdween met rasse schreden,
zelfs toen het 'wij', dat ik zo vaak verliet, nog bestond~