“Word maar kwaad, ga maar slaan.
Stamp, schreeuw, het is niet erg als je huilt,
Gooi het er uit, maak me kapot.” Er rolt een traan.
Terwijl mijn hoofd zich in mijn handen verschuilt.
Mijn moeder gooit met nog meer kreten
“Wees verdrietig, boos of teleurgesteld.”
“Hou alsjeblieft op”, huil ik verbeten.
De psychologe werd gebeld.
Ze praten, over een afspraak maken.
Mijn moeder gaat volgende keer met me mee.
De angst en verdriet beginnen haar stem te raken,
Vragend of ik het een probleem vind, nee.
Ik kijk op en zie mijn moeder huilen,
Het zoveelste teleurstellende gesprek dat komen gaat.
Over hoe ik blijf vallen in mijn eigen kuilen,
Maar altijd is mijn moeder mijn trouwe toeverlaat.
Maar ik sta op het punt om het op te geven,
Ik heb m’n best gedaan het te laten werken,
Zo hard gezwoegd de laatste 2 jaren van mijn leven,
Ze hebben me de grond ingetrapt, nooit heb ik het laten merken.
Mijn moeder voelt het, mijn vader ook vást.
Ze pogen me opnieuw te doen laten hopen.
Maar het lukt ze niet. Dit keer niet deze last,
van me af te nemen. Het zal anders moeten lopen.
Dus ik eindig hier mijn toekomstdroom, dansen.
Ik ga niet meer verder, ik stop het nu, hier.
Het levert me niets meer op dan alleen kansen,
Die ik tot nog toe nooit na afloop heb gevierd.
En geen opmerkingen meer mogelijk waardoor ik zal pogen,
Door te gaan: “Omdat ik het kan.”
Nooit op te geven, om erachter te komen dat jullie logen,
Over: “Dat het me zou lukken dan.”
“Omdat het je passie is, dat je dat kunt zien,
Dat als je stop, dat je het mist.”
Maar het sloopt me, ik kom er niet en misschien,
Moet ik op een andere toekomst gokken..
..Hebben we ons altijd al vergist.