De zon
De zon schijnt,
en met zijn warme, mooie stralen
verblind hij mij,
ik zou haast verdwalen;
De zon schijnt,
niet buiten, maar in mij
heel even is er zo'n moment,
dat maakt me dan zo blij;
Ik zie de regen niet meer stromen,
druppels verdwijnen door de zon,
en ze kunnen me niet langer deren
als ik zo "zonnig" buiten kom;
Al waait het, giet het, stormt het hard,
het maakt niet uit voor mij,
want in me is het warm en mooi,
oh zon, maak me voor altijd blij!
De winter zal verdwijnen,
net als de stormen en de kou,
dan komt de zon en hij zal schijnen
och, 'k wilde dat 'ie eeuwig blijven zou