De straten zijn leeg nu,
slechts nog vermommingen
van hoe het vroeger was,
De storm,
de storm heeft alles meegenomen,
meegeblazen,
de huizen,
slechts muren met een dak,
waarbinnen,
littekens op de muren,
geschreven staan,
littekens van vroeger,
van hoe het vroeger was,
Vroeger, het verleden,
de tijd die nooit meer toekomst zal zijn.
De straten zijn leeg,
De huizen zijn stil,
De bomen ademen niet,
Ze zijn doodsbang voor wat er nog komen gaat.
Nergens een geluid of traan,
van ergens of iemand,
slechts een stilte met een ijskoude zon,
die strak staat,
en ijskoud straalt,
wazig, omdat hij moet stralen,
zo afwezig.
Alleen ik, in dit wereldje,
Dit wereldje die langzaam doodgaat,
Langzaam verder afsterft,
Langzaam ga ik ten onder in dit wereldje,
Ik ben te moe,
om eruit te klimmen,
De storm achtervolgt me,
nu het hier verlaten is,
een leeg wereldje,
met mij.