Het zegt me niets meer
Want toen leefde het nog
Onzijdig veelvuldig spokend door de uitgestrekte wouden van mijn brein
De hersentuin is slechts een fragment en gekaderd in punten die een bepaalde grens aangeven
Ik bedoel niet te begrijpen wat is en zal alleen het noodzakelijke vergeten om mijzelf nog tegen te kunnen spreken
Uitgelezen in een boek dat geen begin heeft
Het einde was ik al en dermate niet belangrijk om er over te pochen
Het zal die ene wel weer blijven
Die altijd bijdehand denkt te zijn op de meest onhebbelijke momenten.
Oh ik ben het zelf
Natuurlijk, hoe kon ik die schim nou vergeten
Zou het dan toch het juiste moment zijn
Of waren de kruiden uit de tuin dusdanig doorgeschoten dat zelfs ik er geen chocolade van kon maken.
Het zou welhaast tijd zijn om te vergeten hoe gedachtebloed zou smaken
Noch verheven in een glas van kristal
Noch zal het mij raken
Kwal
Ik heb je gewaarschuwd
Ik zeg het me niet driehonderd keer
Normaal ben ik geduldiger
Alleen de behoefte om verwarring te zaaien is me te groot
Oogsten zal ik .
Dat weet ik maar al te best.
Ja, ja ik kan schrijven
Jij toch ook?
Langzaam peddel ik met een stuk hout naar de kant van de stroming
Gedachten stroom in de zesde versnelling alweer
Vervolgens zijn wij de staarders der letteren slechts op zoek
Naar de kracht
Uiting, erkenning, herkenning en de pracht
Hoe verdacht.
Voor je plezier dan toch op zijn minst.
Oeverloos kringelt mijn pad door gespiegelde werelden
Van ons denken en mijn doen.
Voelen is afgeschaft. Dat kost geld.
Of brengt geld op.
Oh.
Oké ook voelen mits het gearrangeerd binnen onze referentiekader past.
Is er een dokter in de zaal?
Mag ik zijn lever even lenen dan?
Ik verzamel onzin dus vandaar.
Oeh wat zal ik je missen
Missen op een haar.
Hm, volgende keer toch maar hagel
Zeg ik