Gelukkig, getrouwd?
Haar lippen waren verzegeld
Haar geest was geboeid
Als zij toch zou spreken
Werd ze geslagen en gevloerd
Het duister van de wolken
was in haar ziel
Soms kon zij adem halen
Als er een glimpje licht in viel
Als zij alleen was kon zij krijsen en gillen
Daar kon zij haar ellende niet mee stillen
Zij was op hem, zo verliefd geweest
Zij wist nu, soms was hij net een beest
Zij wou praten, maar hij was toch haar man
Zij kon niet spreken, want zij was toch zijn vrouw
De wereld is vol van zulke taferelen
Er wordt gezwegen en zij durven het niet mededelen.