De gedachtes doemen op,
ze ebben weg.
Ik geef een schop,
tegen de heg.
De frustraties verdwijnen,
komen weer terug.
De lichten schijnen,
ik neem jou problemen op me rug.
Je rent,
ver bij me vandaan.
Ik wil dat je bij me bent,
zodat ik niet hoef te gaan.
Ik wil je beschermen,
al je problemen delen.
Niet meer kermen,
het kan me niks meer schelen.
Je moet dit horen,
zonder je te storen.
Vertel ik jou mijn geheimen,
om jou aan mijn andere kant te lijmen.
Je blijft bij me,
rent bij me weg.
Het werd te,
alweer een schop tegen de heg.
Die kan er niks aan doen,
toen.
De laatste dag,
je ziet dat ik je mag.
Ik wil je kunnen blijven knuffelen,
als ik daar behoefte aan heb.
Samen weghuppelen,
alles is nep.
Jij bent de enige voor wie ik ga,
waar ik naast sta.
Die ik wil kunnen helpen,
je bloeden stelpen.
Wil je gewoon vertellen,
dat ik je nodig heb.
Wil je kunnen bellen,
voordat ik hem mep.
Je praat het uit me hoofd,
het licht is gedoofd.
Je maant me tot rust,
nadat je me kust.
Ik voel me goed,
te goed om te zien.
Je ziet wat het met me doet,
je krijgt een tien.
Je wilt me helpen,
mijn bloeden stelpen.
Je houdt me tegen,
zonder te weten.
Je weet niet wat er aan de hand is,
ik beslis.
Jij gaat erin mee,
totdat ik niks meer deed.
Je verliet me niet.