In je dromen verkrampte kaken,
een bewegingsloze tong.
Kwijlend van het speeksel, doordrenkt van onuitgesproken woorden, weerspiegelen meedogenloos de machteloosheid van je ziel.
Geruisloos, haast onzichtbaar, vloeien de warme tranen over mijn wangen.
Onderwijl mijn tong met zachte druk naar binnen wordt geduwd, lig ik snakkend naar adem en aandacht,
vragend om gehoord te worden op de grond.
In afwachting om gevoed te worden met begrip en
medeleven zoals een vis op het droge, die naar de koele zuurstof en voedselrijke zee verlangt.
IJzige gedachte verdwijnen in de schreeuw van de nacht. Om in de ochtend te ontwaken in de wetenschap niet gehoord te zijn.
Zoals een echo die weerklinkt, zonder antwoord te weerkaatsen, steeds zachter, eindigend in de stilte van de ochtend.
Verlangend naar de terugkerende weeïge dromen, in de hoop die aangereikte hand te kunnen grijpen die geboden word, in de duisternis van de nacht..
Steeds bedachtzaam luisterend naar het gefluister van je diepste innerlijkheid.
Uit puur zelfrespect en zelfbehoud moet je je eigen beslissingen nemen en aanvaarden zoals ze komen.
Het is alleen de vraag wanneer?
Pieken en dalen doorleven, luisteren naar het kabbelend water, en het oeverloze gesnater van mensen die niet eens weten waarover ze praten.