je zit op de zee.
zo eenzaam.
niemand om je heen.
je zit maar op het zand.
de wind door je haren.
de zee die wild heen en weer gaat.
je kan er niet meer tegen omdat je altijd zo alleen zit.
wat kan je doen wat wil je doen.
zo alleen.
je verliest de mense je vriende.
dan krijg je zoveel verdriet als je niemand om je heenhebt.
je blijft maar zitten.
je gaat nie naar huis.
je begint te wene van verdriet.
je wil zograag iets doen.
maar je weet niet wat omdat je alleen bent.