Midden in een tuin vol bloemen,
waar de stilte heerst en de bijen zoemen,
steekt er een bloem bovenuit.
Het is een roos, ze staat daar maar, dag in dag uit.
terwijl ze over alle bloemen kijkt,
ziet ze dat de bloementuin niet is wat het lijkt.
ze ziet bloemen die gehavent zijn,
ze zitten vol zorgen, angst en pijn.
Weer andere bloemen hebben de moed al opgegeven,
zij kunnen niet meer verder leven.
weer andere bloemen zijn overwoekert door het onkruid,
zo van de een op andere dag uit de weg geruimd.
Als de roos dat ziet, trekt ze al haar doornen in,
en spreekt ze de andere bloemen de moed in.
Sommige knappen op, voor anderen mag het niet baten,
nog meer bloemen die hun kopje hangen laten...
Net als de roos denkt: "ik kan het niet meer aan",
komen er drie andere mooie sterke bloemen naast haar staan.
Met z'n vieren zorgen ze voor de andere bloemen
ook helpen ze elkaar als het nodig is.
Ze kunnen niet zonder elkaar, dan zouden ze vergaan,
Op een dag breekt de lente weer aan.
De gehavende bloemen veranderen.
Het worden stralende bloemen,
in het begin nog snel te knakken, maar toch zijn ze te roemen,
hoe ze door hun moed en hulp van de roos en haar vrienden,
opnieuw tot mooie bloemen ontkiemen.