En iedere keer weer
Geef ik maar toe,
Aan de harde hand,
Duwend in mijn rug
Iets dat ik nooit verleer,
Niet zou weten hoe,
Want ik zit op een eiland
Met een onderbroken brug
Naar mijn idee voor altijd,
Maar jij repareert het hout,
Smeedt het ijzer nog een keer,
Dwingt mij om te lopen,
Bang dat ik mijn vingers snijdt
Aan de brug, net opgebouwd,
Vrezend dat ik nooit eens leer,
De brug weer weet te slopen,
En als ik dan eindelijk
De overkant behaal,
Ik in jouw armen vallen kan,
Splinters geen pijn meer doen,
Maak ik, heel waarschijnlijk,
Nogmaals een fout. Fataal!
Ik moet huilen en me dan
Weer van jouw hart ontdoen.