Uit mijn dolle schooljaren. 2.
Wraak.
Mijnheer De Bruyne mijn leraar van het derde studiejaar was de eerste die mijn onvoorstelbare slordigheid ontdekte . Toen hij zijn inspecterend rondjes in de klas liep keek hij toevallig in mijn boekentas.
“Wat is dat Van Goethem?” vroeg hij. Het bloed rond mijn neus trok weg.
De man pakte mijn boekentas, greep mij bij de kraag en sleurde mij mee voor de klas.
“Kijk eens jongens!” riep hij smalend, “Dat zou dan een boekentas moeten voorstellen. Is het niet Van Goethem?” De klas lachte luidruchtig. Het was een enige gelegenheid waarbij je kon lachen zonder straf te krijgen, dus werd er uitbundig van geprofiteerd.
Ik wachtte en zweeg.
“Is dat een boekentas vroeg ik je!” hij schudde mij door elkaar. Ik wende mij een beetje af want de ‘rosse’, zo noemden wij hem achter zijn rug, stonk naar de drank. Tijdens zijn inspectietoertjes in de klas, bleef hij telkens achteraan in het lokaal even stilstaan, dan opende hij de ijzeren kast, haalde zijn stenen kruik eruit en dan hoorden wij hem een flinke teug jenever achteroverslaan. Dat gebeurde toch ongeveer vijf zes maal per ochtend.
Omdat ik wist dat elk antwoordt toch het verkeerde zou zijn, bleef ik zwijgen.
“Zal ik je zeggen wat dit is, een vuilbak noem ik dat. Weet je wat wij met vuilbakken doen, mijnheer Van Goethem? Uitkappen!!!” zijn vieze speeksel spette in mijn gezicht. Woedend liep De Bruyn met mijn boekentas naar het raam, en met een forse zwaai kieperde hij de inhoud ervan naar buiten.
Het was stil geworden in de klas. Iedereen zat op het vervolg te wachten. Het hoofd van ‘de rosse’ was nog paarser geworden dan het gewoonlijk al was.
“En nu mijnheer Van Goethem, als de wind naar beneden. Alles inladen zoals het hoort, netjes, als je denkt klaar te zijn, mag je, je boeltje komen tonen! Begrepen Van Goethem!?”
Ik boog mijn hoofd en verliet het klaslokaal. Op de speelplaats lagen mijn boeken kris kras verspreidt de punten van mijn alphapen waren afgebroken en ook verschillende potloden waren hun punten kwijt. Op dat moment wist ik dat ik mij op die man zou wreken. Ik grabbelde alles bij mekaar en deed mijn best om het zo ordelijk mogelijk in mijn boekentas te krijgen. Hoe ik het ook probeerde, ik was er zeker van dat mijnheer De Bruyn niet tevreden kon en zou zijn.
Toen ik hem een kwartiertje later mijn inspanning toonde zwierde hij, zoals ik verwachtte, mijn schoolgerief opnieuw uit het raam. Dat herhaalde zich nog driemaal, uiteindelijk gaf
De Bruyn het op. Of hij besefte dat ik een hopeloos geval was, want ook de laatste keer was het schoolgerei niet gerangschikt zoals het moest.
“Tegen morgen drie bladzijden.” besloot hij. Gedwee maakte ik thuis de straf onder het voorwendsel dat het huiswerk was, want anders mocht ik mij aan een flink pak slaag verwachten.
Pas twee maanden na het voorval nam ik revanche. Tijdens de speeltijd, veinsde ik een grote boodschap en verdween voor een poosje.
“Wie heeft er in mijn fles gezeken!” brulde ‘de rosse’ die middag toen hij zijn gebruikelijk slokje wilde nemen. Iedereen keek naar iedereen. De Bruyn zelf keek naar Wim Van Erle, hij was het varken van de klas en zowat de enige die tot zulke streek in staat was.
Niemand, maar dan ook niemand, verdacht mij.
“Als de dader zich niet dadelijk aanmeldt wordt de ganse klas gestraft!” schreeuwde De Bruyn bloedrood van woede. Als navolging op de leraar, keek iedereen nu ook naar Wim. Die schudde van neen. Tevergeefs, want de beschuldigende blikken van de medeleerlingen, waaraan die van mij zeker niet ontbraken, maakte Wimpie helemaal verdacht.
Met rasse schreden, stormde De Bruyn op de onschuldige jongen af en verkocht hem een slag in zijn gezicht waarvan de striemen van zijn vingers nog lang na schooltijd te zien waren.
“Schrijf voor mij tegen morgen maar vijfhonderd keer, ik moet wateren in de toiletten.” voegde De Bruyn er nog aan toe.
‘s Anderendaags kwam vader Van Erle op de speelplaats. Ik was er de gelukkige getuige van, hoe hij De Bruyn bij zijn das greep en zijn vuist op diens oog plofte.
Moens, de schooldirecteur die ter hulp snelde, kreeg de geschiedenis van de fles jenever te horen. Het verhaal kwam De Bruyn niet ten goede. Zijn dagelijkse slokjes kon hij vanaf toen wel vergeten.
Ik was voldaan, ik had mijn gewroken .
Bovendien leerde ik ervan; als je het link aanpakt, je er niet voor gestraft wordt.