als de anderen het ijzer dat krampachtig plooit, draad
wil zijn, buigen strekken breken wil – hou
vast hoe honderd soms plots tien kan zijn en niet
loslaat maar in duigen valt wat niet eens recht kan
lopen, laat staan ooit evenwicht zou vinden; blauw
hoe je mij je hand aanbiedt en steeds verder, scharnier
voor al die deuren in je hoofd – dat ze open staan
en jij toch geen doorgang vindt; voeten die maar lopen
en niet verder komen dan het einde, heel stiekem wou je
dat dit begin was ( of ze dat zo noemden ) .