Ik kijk,
overal zijn er mensen om me heen,
die lachen, praten, blij zijn.
En toch voel ik me eenzaam,
niemand kent mijn naam.
Ik voel me als een kleine dwerg
tussen grote reuzen.
Ik duik weg in een schaduw,
ik ben verdrietig,
en toch boos,
omdat niemand warmte geeft.
Ik zit in een gevangenis zonder tralies,
alleen maar zitten wachten,
op iemand die mij bevrijdt.