Daar staat ze. Slank, blond haar en blauwgrijze ogen. Een prachtige schim, een engel op aarde. Ze kijkt me aan, ik verdrink in haar ogen, ze onthullen me alles, ik versta ze en kijk met plezier naar haar ziel. Ze laat het allemaal toe, ze laat míj toe.
Zo open als zij is, zo gesloten ben ik. Niemand kijkt door me heen, met uitzondering van haar.
Ze ziet het, ze leest me als een boek.
Het staat geschreven in mijn ogen. Mijn lust. Dat ik haar lippen op de mijne wil voelen en haar wil proeven. De tintelingen van haar zijden huis onder mijn aanrakingen. Het kloppende geluid van een zuiver hart. Telkens maar die tintelingen...
Ze is niet bang voor me. Ik merk het, anders zou ze me niet toelaten. Ze valt voor me. Niemand valt ooit voor mij, ik ben degene die valt. In dingen, over dingen. Ik maak dat dingen omvallen, maar niemand valt tot nog toe op mij.
Ondanks dat slaat de twijfel toe. Angst dat ze niet is zoals ik...
Laat het los, laat de magie zijn werkingen hebben. De godin ons lot bepalen. Dán zie je de twinkeling in haar ogen, die je zegt dat het goed is. Haar ogen die je geruststellen.
We kijken elkaar aan. Verdwijnen in elkaar. Onze geestesversmelting. Niets dat zo intens is als dit. De tintelingen zijn erger dan ooit.
En zo slurpen we elkaar gedachten en wijsheden op. Tevreden en verzadigd ben ik, en het genot is aan ons beiden te zien.
Afscheid, dat is iets wat voor ons niet bestaat. Al zie ik haar niet meer terug, zij heeft van mijn ziel geproefd. Wij zijn voor eeuwig verenigd.
Ik voel haar warmte in me, haar gevoelens. Alsof ze een stukje van haarzelf in me heeft achtergelaten.