Wat jij mij hebt aangedaan,
Vergeet ik nooit meer,
Voortal niet,
Die ene keer.
De keer toen je loog,
Loog tegen mij,
Het zat bij mij heel hoog,
Het maakte me blij.
De keren toen we alleen waren,
We keken alleen maar naar elkaar,
En lieten onze gedachtes vrijuit varen,
Je deed een keer door m’n haar.
Vertelde dat ik lief was,
Dat je niemand anders meer wou,
Ik ging liggen op het gras,
Even helemaal geen gesnauw.
Maar toen stond jij op,
En keek mij aan,
Je zei “hey mop,
Kijk eens naar die mooie maan”.
Dus ik keek erheen,
Je ging langs me liggen,
En ging met je hand lans me heen,
Ik ging een stukje verliggen.
Een stuk dichter bij hem,
Je pakte mijn hand,
Zei wat met je lieve stem,
Iets over mijn buitenkant.
Ik kon het niet verstaan,
Ik wilde het niet weten,
Ik dacht wat heb ik nou weer gedaan,
Je wilde mij vergeten.
Dat was wat je zei,
Ik stond op,
En dacht het is voorbij,
Maar je zei stop.
Dus ik keek jou aan,
Je vertelde dat je dit niet wilde,
Ik had je eigenlijk willen slaan,
Maar ik gilde.
Ik gilde maar wist niet waarom,
Ik denk van het in de war zijn,
Je vond het niet eens stom,
Maar zei ‘ik houd van je, schat van mijn...’