De pracht van het herkennen,
de omhelzing, het samen zijn,
tegen elkaar aan gedrukt,
en toch zo'n afstand.
En mijn neppe parkietjes
die me aanstaren,
alsof ik van een andere planeet kom,
en me toch accepteren,
omdat ze toch niets
tegen me durven zeggen.
Wat moet ik nog zonder m'n parkietjes.
Kan ik ze vertellen wat mij
zo vreselijk veel bezig houd,
of zullen ze de andere vogeltjes
door gaan vertellen dat ik,
zo vreselijjk vol verdriet, aan ze heb verteld,
dat ik zo bang ben jou te verliezen.
Mijn parkietjes zijn nep,
en toch ook echt, heel echt.
Ze blijven staren, kijken me aan,
vol medelijden, of is het toch leedvermaak?
Mijn parkietjes.