Er was eens een grote stille trom
die stond heel sip te kijken.
Hij was lelijk, had geen kleur
en begon verschrikkelijk te ruiken.
Tot Jantje aanwandelen kwam
en de grote trom
in zijn kleine handjes nam.
Hij sleurde hem mee
tot bij hem thuis,
kreeg hem de trap niet op,
gelukkig was mama thuis.
Mag ik hem kleuren, vol strikken hangen,
hem ogen geven en een neus
en hem laten lachen?
Als laatste de slechte geur
die snel weer verdwijnt
wanneer mama met een flesje reuk verschijnt.
Jantje wandelt fier op straat
met een prachtige trom
die lacht en straalt
zowaar dat hij aan het trommelen slaat.
Alle kinderen uit de buurt
staan rond hen heen,
klappen in hun handjes,
zingen bekende melodietjes mee.
En de grote stille trom
hoe zou het nu met hem zijn?
Hij heeft een vriendje
genaamd Jan
en is heel gelukkig en blij.