Met een biologisch feit als degen
tegen de angel die je treffen wou
-maar wat te doen zonder honing
net nu je grieperig warmte straalt-
moest ik koene ridder spelen
om dan tegen de maagd te schelden,
want dat was ze al lang niet meer:
vandaar haar afkeer voor deze heer.
Niet willen wat altijd gewild was
liet villen wat al lang gevild was,
hardhouten gevelde oordelen
-meer dan alleen de billen bloot-
en toch verdomd kuis en trouw
aan afgesleten weggooirommel
verstoutte ik tot een valse eer
de deur niet meer gesloten hield.