Duistere dood
Het is donker buiten, het is een duistere nacht.
Ik kan mijn schaduw op de muur zien, een duistere schaduw.
En als ik er naar kijk, wordt hij steeds groter.
Tot hij over me heen glijdt en ik niets meer kan zien.
Ik bevind me opeens in een zwarte, duistere ruimte.
Er is niets, maar dan ook helemaal niets.
Niet eens mijn schaduw, alleen ik.
Ik volg de muren met mijn handen, ik voel op de grond en ik kijk goed naar het plafond.
Het is een kleine ruimte zonder uitgang.
Er stroomt een duistere rilling door mijn lichaam, ik heb het koud.
Maar het boeid me niet, ik voel het niet eens.
Het enige wat ik nu voel is iets dat over mijn wang glijdt, iets nats maar warm.
Ik merk nu pas dat ik huil.
Hoe lang al?
Ik weet het niet en het boeid me ook niet.
Niets boeid me nu, ik denk nergens bij na.
Mijn hoofd is leeg, zwart, donker en duister.
Er zweeft maar 1 duistere gedachte rond.
Mijn ogen doen pijn van de zwarte, duistere ruimte.
Mijn hoofd doet pijn van die ene duistere gedachte.
Deze ruimte doet pijn.
Die gedachte doet pijn:
Ik wil niet meer, ik wil hier weg!
Weg uit deze duistere ruimte, waarvan ik niet weet of het nou mijn leven voor moet stellen.
Ik wil..........dood...........
En toch meen ik het niet, want er is nog iets goeds in mijn leven.
Een heel klein lichtpuntje in die duistere ruimte.
Ik kan niet meer zonder, ik kan mijn ogen er niet meer vanaf houden, maar is het wel de moeite waard?
Ik weet het niet, ik heb geen zin om erover na te denken.
Ik loop naar het kleine lichtpuntje in de muur en raak het aan.
Er stroomt weer een rilling door mijn lichaam, maar nu een warme rilling.
Ik merk ook dat ik weer huil, koude tranen stromen over mijn wangen.
Er valt een traan op mijn hand, ik zie er een mooie glans in door het kleine lichtpuntje.
Maar het lijkt net of ik er ook een gedaante in zie.
Hij is vaag en onduidelijk, maar ik kan zien dat ik het ben.
Met de hand waar die traan op ligt, raak ik het kleine lichtpuntje aan.
De hele ruimte wordt verlicht.
En ik schrik.
Ik schrik van mijn duistere schaduw die ik over me heen zie glijden.
Alles is weer even zwart.
Maar dan zie ik weer de muur en een duistere schaduw in een duistere nacht.
Ik lig op de grond met mijn gezicht naar de muur.
Mijn schaduw ligt nu voor me, heel onschuldig.
Als ik opsta voel ik nog steeds een rilling door mijn lichaam stromen en ik voel dat mijn wangen nat zijn van het huilen.
Ik knipper met mijn ogen want ze doen pijn.
Ik wrijf met mijn hand over mijn hoofd want die doet pijn.
Wat is er gebeurd?
Wat is er met mij gebeurd?
Waarom ben ik nog steeds die persoon die ik altijd al was?
En die ik niet wil zijn...
Ik val weer op de grond.
Ik voel een nieuwe rilling door mijn lichaam stromen, nieuwe tranen die over mijn wangen stromen en een nieuwe pijn in mijn hoofd.
Alles wordt weer zwart en duister...
Alles begint weer opnieuw...
Ik ga opnieuw een duistere dood tegemoet...