Donker sprookje (2)
De heerser, roerloos, schijnbaar onbewogen,
de ogen en zijn macht zijn reeds gebroken.
De orde is verstoord, vermoord is de natuur.
Het vieze afval van de trollenberg
vervuilt de wereld en verrookt het zwerk.
De duistere riten van de trollen,
sonoor gezang, gestamp en woeste dans,
geven de nachten andere rollen,
brengen angst en onrust in het woud.
Zorgt, dat men elkaar niet meer vertrouwd.
Waar vroeger rust en dromen waren
heerst nu chaos en veel pijn,
kruipt en sist het geel venijn en
steekt gevaarlijk snel zijn kop tussen de blaren.
Dood zijn prooi, om angst en voedsel te vergaren.
Niet snel maar gruwelijk spelend,
kille ogen lachen , verlangend naar de angst.
De natuur is nu, niet meer te helen.
De wereld nadert zo door moord zijn ondergang.
Nog is er hoop, het spel der liefde is niet dood.
Waar zwerk en aarde elkaar raken, in naamloos hoog,
verschijnt een gouden glans…de zonneboog.
WIL MELKER
03/10/2000