Dag mijn lieve kleine brave zoetjes,
ik lees jullie een tweede verhaaltje uit het grote boek van de Sint.
Ja lieve kinderen, zoals jullie in mijn vorig verhaaltje konden lezen,
was Sinterklaas stilaan beroemd geworden maar toch was ik nog niet zoals nu. Ik was een ruige zeeman met een gouden hart.
Maar kindjes, ik werd steeds maar ouder en ouder
en toch ging ik niet dood. Waarom ging ik niet dood?
Ik was nu toch wel al zeer oud.
Op een mooie morgen stuurde God een Engel naar mij
met een zeer mooie gouden staf onder de vleugels.
Sinterklaas, deze staf moet je altijd bij je hebben,
ze zal je voor altijd doen leven en deze staf bezit de wondere kracht
om meteen te zien of de kinderen braaf of stout zijn geweest.
Ze zal je ook de kracht geven om om je paard te kruipen.
Als je op de daken loop terwijl het heel erg vriest,
zal ze je warmte en grip geven op de gladde nokpannen.
En op die manier werd ik ouder kindjes,
en de priesters, die zagen mij zo graag dat ze mij
een mijter en mooie gewaden gaven,
enzo was ik steeds herkenbaar, zelfs van ver.
Met miin mooie kleren kon ikzelf niet meer door de schoorsteen.
Daarom heb ik nu ook pieten,
ze zijn zwart geworden van in de schoorsteen
en gebruiken hun roe om ze te kuisen.
De pepermolen gebruiken de mensen om de muizen weg te houden van de schoentjes.
Zo kindjes,
nu weten jullie alles,
en ook al zijn de pieten soms een beetje stout,
eigenlijk hebben ze zoals mij een gouden hart.
Hopelijk zijn jullie tevreden met wat jullie krijgen,
en ook al is het misschien niet volledig wat je wou.
Ik kan soms niet alles geven omdat ik van alle kindjes hou.
Maar ik ben zeker dat lieve kindjes zoals jullie steeds tevreden zijn.
Ziezo,
nu sluit ik mijn boek.
Sluit nu jullie oogjes en luister goed...
want ik ben op komst.
---Sinterklaas---