Rennen, vallen, opstaan.
Doorzetten, doorleven, doorgaan.
Vertrouwen in, vertrouwen beschadigd.
Woorden van spijt en alles is weer gerechtvaardigd.
Rennen, vallen, opstaan.
Doorzetten, doorleven, doorgaan.
geven om, haten van.
Gebroken beloftes, alles kan.
Rennen, vallen, opstaan.
Doorzetten, doorleven, doorgaan.
Niet luisteren, alleen maar praten.
Geen daden want, die vullen gaten.
Ik zal door moeten rennen.
Ik zal elke keer weer vallen.
ik zal altijd weer opstaan.
Ik moet doorleven.
Ik moet doorzetten.
Ik moet doorgaan.