Hoefgeklepper in de verte,
Snel maakt Rapunzel zich klaar.
De tijd van rust is nu ten einde,
want haar prins is eindelijk daar.
Galopperend komt hij dichterbij,
geeft zijn paard nogmaals de sporen.
Ze ziet hem uit haar vensterraam,
fris gewassen, fris geschoren.
Haar haar hangt nu al halverwege,
mooi gevlochten en gekamd...
Zíj knielt echter in een hoekje,
door onzekerheid verlamd.
De prins, inmiddels afgestegen,
roept als zo verhaald haar naam;
"Laat je mooie haren zakken..."
maar zij blijft bij het raam vandaan.
De prins wacht een paar minuten,
vraagt het dan nog duizend keer.
Rapunzel twijfelt in haar hoekje,
maar laat haar haar niet verder neer.
De heer, nét iets gefrustreerd,
ziet met zijn ros de klus geklaard.
Helaas, het haar blijft uit bereik,
had hij maar een groter paard.
Bij het vallen van de avond,
ziet de prins geen uitweg meer.
Hij moet terug naar zijn kasteel,
Rapunzel is voor een andere heer.
Schoorvoetend vertrekt hij,
moe van al het gezwoeg.
Dat die hoer daar maar blijft zitten,
prinsessen zijn er genoeg!
Rapunzel kruipt wat verder in haar hoekje,
want iedereen heeft al eens pech?...
Maar héél stiekem weet ze toch;
"Ik kom hier nooit meer weg...