Als ik zeg ik,
Ben ik dan werkelijk mezelf?
Als ik kijk naar mezelf,
Ben ik dan wie ik zie?
Als ik zeg wij,
Wie is dan wie?
Wat was,
Dat is geweest.
Wat is,
Dat is nu bezig.
Wat komt,
Dat gaat nog gebeuren.
Maar is het heden,
Nu inmiddels niet het verleden?
En is de toekomst,
Nu niet al het heden?
Zo kun je oneindig door filosoferen,
En de ironie blijven traceren.
Maar in het verleden,
Was jij gewoon jij
En ik was ik.
In het heden,
Ben jij nog steeds jij
En soms een beetje mij.
In de toekomst,
Ben ik nog steeds ik
En jij nog steeds jij.
Maar voor de rest van ons leven,
Zijn ik en jij
Samen voor altijd wij.