De ramen worden gesierd door de regendruppels.
De raamluiken klapperen tegen de muren aan.
De zon houd zich schuil achter een grote grijze wolk.
Wou dat ik op dit moment buiten kon staan.
Het weer komt overeen met mijn hart.
Met al die gevoelens binnenin.
Net zoals de zon uiteindelijk zal schijnen,
Hoop ik dat ik deze strijd met mezelf weer win.
En net als ik, hebben de engelen verdriet.
Hun tranen komen uit de hemel gevallen.
Ze banen zich een weg naar de aarde,
Om zachtjes op de grond uiteen te knallen.
De wind laat woest de bomen bewegen.
Daarbij roept ze heel erg luid.
Ik beluister haar woorden aandachtig.
Terwijl ik mijn ogen sluit.
Alles ligt nu in de handen van de zon.
Maar hij kan het niet meer, hij is te bang.
Te bang om zich nog te vertonen,
Als de wind blijft sissen als een slang.
De grijze wolk wil hem wel helpen.
Ze doet een stapje opzij.
En alles is weer opgelost.
Ging het ook maar zo bij mij.