Er zit een slotje op mijn mondje
Steeds korter wordt mijn brandend lontje
Tralies voor de spiegels van mijn ziel
Gevangen tussen duizend woorden
Die zich stuk voor stuk van binnen laten horen
Als knetterende bliksems die mijn hart doorboren
Alsof ze zoeken naar een nieuwe plek te schuilen
Waardoor de uitgang steeds verder weg raakt
Zodat zelfs wanneer ik zit te huilen
Ik niet kan zeggen wat ik van binnen al heb meegemaakt
Wanneer zal de tijd rijp zijn
Om de juiste sleutel te vinden
Zodat mijn sloten open zullen gaan
Om weer met mijzelf in het echt te verbinden
Zeg niet het is zo simpel
Want als het echt zo makkelijk is
Dan waar zijn mijn vlag en wimpel?
Vertel mij dan waar ik ben
Ik heb mijzelf nog niet gevonden
Elke alarmknop die ik heb ingedrukt
Elk nummer dat ik heb gedraaid
Het is keer op keer verkeerd verbonden.