Ik heb haar gezien, de vrouw in de maan.
De enige echte maangodin, zo je wil.
Je ziet haar tijdens zeldzame gitzwarte nachten.
Hecate is haar naam.
Zij verlicht je pad met haar transparante huid.
Ze baadt zich in een mengsel van paarse nevelen, nectar en mensenleugens om haar glans te bewaren.
Hecate.
Proef je het als je haar naam uitspreekt?
Het gif dat ze verzamelt op schimmige kerkhoven.
Hecate.
Hoor je het? De bloedzuigers, het zeeschuim, het rottende vlees.
Hecate houdt niet van de dood.
Want wie eerbied heeft voor de dood, heeft ook eerbied voor het leven.
Deze koele vrouw laat je geruisloos uitdoven.
Ze slurpt je zelfbewustzijn weg.
Ze schenkt je vergetelheid, totale afwezigheid.
Hecate houdt van het leven op de maan omdat er geen leven en geen dood is.
De maan doet niet alsof.
De maan is stof, steen, ijs, leegte.
Je ziet haar als je heel even niet bang durft te zijn.
Ik heb mezelf met open mond en kinderlijk grote ogen aan haar gegeven.
Ze glimlachte en zei: ‘Je houdt te weinig van de eenzaamheid en te veel van de dood. Je mag me nog niet volgen.’.
Vanaf vandaag verdedig ik mijn eenzaamheid als een dier haar hulpeloze jongen. Mijn leven hangt ervan af.