...
O zoet land, zoet leven, zoete landschappen
vol cipressen, vol olijven, vol lavendel en vol
van verleden, zo rijk en wijs en wijd, dat
ik buigen moet - als een horige knielen moet
voor heer, voor maestro, voor dat levenshol
van vrijheid, als rijpe druif bedruipt; het wijnvat
Bakermat van pasta en scheve torens, van heuvels
vol marmer en akkers vol zonlicht en zachtheid
waar grote mannen mooie manen al rond bezongen
waar wolken drijven als fresco’s in het kapel
van de meester, Michelangelo, als kroon zijn tijd
de renaissance! die de duisternis heeft bedwongen
Tongen die de wereld likten, kusten en proefden
haar heerlijkheid, haar volte en over haar spraken
alsof het een wonder betrof, een Muze, een vrouw
die bemint mocht worden, om haar schoonheid
om haar kunst, om haar verlichtend ontwaken
o tongen der kennis, u is de mond onzer zinsbouw
Trouw aan God, een stad vol paus en kardinaal
gesticht door wolvenkinderen, een land vol licht
‘n kaars ‘n laars ‘n beeld gehieuwd uit dromen
kusten vol goud en pleinen vol muziek en drank
o te veel bodem, te veel inkt voor één gedicht
te vullen, o schoon Italië laat ons toch tot u komen
Bomen, bescheiden en groen langs randen van wegen
u zult ze zien, zelf, wanneer u over haar boezems trekt
weg van trieste zaken aan lage landen, want het hoge
wacht op u, en zal uw geest louteren, nee opbloeien
want wanneer Italië eenmaal de aandacht heeft gewekt
zult u weten - dit leven heeft u nog nooit bedrogen
Bewogen is de ziel, verstilt de stem, bij het zien
van gondels, van pizza’s piazza’s en fiats, van
maffiose, van tenoren en casanova’s, u zult zwijgen
vergeten, ontdekken en begrijpen, deze ware les
dat men leven moet, vrij en eenvoudig en vol elan
om de geheime rust van La Dolce Vita te verkrijgen
F.