Zomaar wat onzekerheden
(Ik weet niet of ik dit wel wil.)
Ik omarm mijn ziekte, koester haar
al zou ik haar liever nooit meer zien
maar ik ben zo bang dat als ze weg is
de wereld koud is, anders, raar.
(Ik weet niet of ik dit wel kan.)
Ik doe mijn best, zeg ik, denk ik
maar diep vanbinnen weet ik toch
dat ik in feite niet meer verder kom-
qua denken blijf ik eeuwig dik.
(Ik weet niet of ik dit wel durf.)
Ik sluit mijn ogen voor de pijn
en dat is niet alleen mijn eigen
het is alsof mensen ik kwetsen moet
om zelf vrij te kunnen zijn.
(Ik weet niet of ik dit wel mag.)
Jij weet niet hoe dwingend het lijkt
als ze schreeuwt dat je niet eten mag
en jij kent haar stem niet, haar zijn
de tekenen waar zij uit blijkt.
(Ik weet niet of ik dit wel weet)
Jij zegt ze bestaat niet bestaat niet
maar ik dacht altijd te weten dat
wat je voelt, hoort, ook zijn moet
het besef veroorzaakt dit verdriet.